Wijlen Johan Cruijff vroeg het zich al af: ‘Elke dag van de week voetbalde ik 3 uur op straat, en drie keer per week anderhalf uur bij Ajax. Waar denk je dat ik heb leren voetballen?’Het antwoord laat zich uiteraard raden. Niet het doelbewust oefenen op de training, maar het spelenderwijs leren op het pleintje heeft Cruijff geholpen in zijn ontwikkeling. Nu gaat dit in het geval van Cruijff natuurlijk gepaard met een enorme dosis talent, maar wat blijkt uit onderzoek is dat spelers die meer spelvormen gedaan hebben in de jeugd betere, creatievere spelers zijn geworden dan spelers die merendeels oefenvormen hebben gedaan waarbij ze een bepaalde vaardigheid veelvuldig zonder weerstand moesten oefenen. Spelers worden door middel van spelvormen waarbij ze veel keuzes moeten maken in steeds wisselende omstandigheden creatiever, wat betekent dat ze betere en originelere keuzes leren te maken.
Spelers die sneller en betere keuzes maken doen dit vaak intuïtief. Wil je deze intuïtieve ontwikkeling stimuleren als trainer, moet je zorgen dat spelers in de jeugd amper aan gewenning worden blootgesteld. Als je niet weet wat er komt, ben je meer gefocust en sta je meer open voor nieuwe prikkels. Doordat je niet leert te wennen, kun je je beter aanpassen aan nieuwe situaties. Als speler leer je hierdoor het spel makkelijker te lezen of voorspellen, omdat je sneller kunt denken en anticiperen.
Joost Mignolet, oprichter van een voetbalschool uit België, geeft een aantal praktische tips om spelers niet aan gewenning bloot te stellen tijdens trainingen: – maak spelers medeverantwoordelijk voor hun eigen ontwikkeling door hem na te laten denken waar hij nog beter in wil worden, hoe hij dat wil doen en wanneer hij deze doelstelling wenst te behalen; – laat spelers in de jongste jeugd op zoveel mogelijk posities spelen. Op elke positie maakt de speler weer leermomenten en andere situaties mee. Het is nergens voor nodig om al op heel jonge leeftijd te specialiseren in een bepaalde positie. Het lange termijn resultaat (opleiden tot betere voetballers) gaat hierbij boven het korte termijn resultaat (de ranglijst in een bepaald seizoen);
– maak gebruik van doorschuif- en circuittrainingen. Door met verschillende spelers in verschillende oefeningen te spelen moet de speler zich steeds weer aanpassen;
– varieer met trainingsvormen, ondergrond, ruimtes, sporten, balgewichten, et cetera. Bijvoorbeeld: voetballen in de zaal, veranderende ruimtes voor een spelvorm of partijspel gebruiken of andere sporten integreren in je warming up. Zo krijg je als speler steeds weer nieuwe prikkels;
– durf ook eens niet te coachen, en laat de spelers zelf ontdekken. Het mag ook best eens fout gaan.
In de opleiding is het altijd een en-en verhaal. Natuurlijk hebben spelers naast variatie ook een bepaalde structuur nodig om tot rust te komen weer open te staan voor nieuwe leermomenten. Het is aan de trainer om hier een juiste balans in te zoeken, met daarbij de uitgangspunten van de WEC voetbal- en opleidingsvisie in het achterhoofd.
Vragen, opmerkingen, discussie?
Mail naar aron@wec.nl!